Over hoe we als samenleving omgaan met verlies en verdriet

We leven in een samenleving die moeite heeft met pijn, tegenslag en verlies. We willen ons goed voelen, op de toppen van onze kunnen leven, gelukkig zijn zonder tegenslag of pijn. Verdriet wordt vaak als ongemakkelijk ervaren – iets waar we het liefst zo snel mogelijk vanaf willen. We gaan het liefst voor de quick fix. Wanneer iemand rouwt, wordt al snel gezegd: “Je doet het goed.” Maar wat bedoelen we daar eigenlijk mee?
Vaak bedoelen we: je functioneert nog. Je ziet er goed uit. Je huilt niet de hele dag. Je bent sterk. Je pakt de draad weer op want je moet toch verder. Heel knap van je. We proberen de ander vaak goed bedoeld moed in te praten. Maar achter die woorden kan vaak een onbedoelde verwachting schuilgaan: namelijk dat het verdriet liefst niet te zichtbaar of te langdurig aanwezig mag zijn want dat geeft ons vaak een ongemakkelijk gevoel.
De Amerikaanse rouwdeskundige H. Norman Wright schrijft over dit maatschappelijke patroon. Hij beschrijft hoe rouw vaak wordt bekeken vanuit het perspectief van “zo snel mogelijk weer verdergaan”. Verdriet dat te lang aanhoudt of zichtbaar blijft, roept ongemak op. We willen (goed bedoeld) troosten, opbeuren, oplossen. Dat is menselijk, maar het kan er ook toe leiden dat iemand zijn verdriet inslikt – om de ander gerust te stellen, of om zelf niet ‘lastig’ te zijn. Iets wat ik vaak terug hoor in mijn praktijk.
Want onder dat zogenaamd “het gaat (naar omstandigheden) goed”, kan veel onverwerkt verdriet schuilgaan. Verdriet dat naar binnen keert, omdat het geen ruimte krijgt. Geen bedding. Geen adem. En wat geen uitdrukking mag krijgen gaat vast zitten , in het lichaam, in oververmoeidheid, in gevoelens van leegte, onrust of eenzaamheid.
Wat als we “het gaat best goed” of “wat ben jij sterk” anders gaan bekijken?
Wat als dat betekent:
– Dat je huilt als je moet huilen en dat dat een normale uiting is van je verdriet na een verlies. En dat dat erg krachtig is.
– Dat je stil mag staan bij je verlies, zonder druk om door te moeten. Een druk die we onszelf opleggen maar ook gevoed wordt door de omgeving. Een goed voorbeeld; het verlies heeft een jaar geleden plaats gevonden. Je moet nu door.
– Dat je erkent dat je tijdelijk niet weet hoe verder. Dat dat er gewoon mag zijn, zonder oordeel. Vaak wordt er dan door je omgeving gezegd; moet jij niet eens met iemand gaan praten, bijv. een therapeut.
– Dat je jezelf toestaat om mens te zijn – mét alles wat er is, vreugde en verdriet.
Rouwen vraagt tijd, ruimte en aandacht. Het is geen rechte lijn, en we kunnen geen groen vinkje zetten omdat het rouwen nu wel afgerond is. Het is een innerlijk proces dat om zachtheid vraagt, om aanwezigheid – van jezelf én van de ander in je eigen omgeving.
Want niemand rouwt verkeerd, we leven hooguit in een wereld die te weinig weet van rouw.